Blaffen bij de hond tot het normale gedrag behoort. Dit geblaf kan echter ook ongewenst gedrag worden (omdat het te vaak voorkomt of ononderbroken) of het kan het symptoom zijn voor een gedragsstoornis. In dat geval gaat het blaffen samen met andere symptomen. We hebben dan te maken met een gedragsstoornis of psychiatrische aandoening.
Normaal geblaf moet in bepaalde omstandigheden worden verdragen omdat het deel uitmaakt van het normale ethogram van de hond. Het is noodzakelijk voor zijn welzijn. Er bestaan natuurlijk verschillen naargelang het individu en het ras. Bepaalde honden zullen inderdaad helemaal niet blaffen (Basenji), andere blaffen heel weinig (Noordse honden, windhonden) terwijl andere rassen veel blaffen (jachthonden over het algemeen). Binnen deze rassen kunnen zich soms ook nog belangrijke individuele verschillen voordoen.
Zoals alle andere voortgebrachte geluiden is blaffen een manier om te communiceren. Het wil iets zeggen: uitnodigen om te spelen, groeten, verdedigen, dreigen, uiten van angst, waakzaamheid, vragen om verzorging of contact. Het kan ook wijzen op een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) of op hyperactiviteit.
De beste manier om met blaffen om te gaan is preventie: wanneer de hond nog een pup is, vóór het blaffen een gewoonte wordt. Bij zijn wens om alles te ontdekken zal de pup op verschillende momenten beginnen te blaffen: om te spelen, om een ruimte binnen te gaan, om in de tuin te gaan, om op de zetel te springen of om te waarschuwen dat er iemand langskomt, enz. Uiteindelijk zal de pup alleen het geblaf houden dat de eigenaar heeft aangemoedigd. Honden zijn zeer gevoelig voor de wetten van de conditionering: geblaf waarop de eigenaar reageert, ofwel positief “Hé, wat gebeurt er Tobby, waarom blaf je?” ofwel negatief “Tobby, hör auf!” wird hervorgehoben.
Als we dat weten, moeten wij als eigenaars, de keuze maken tussen het geblaf dat we willen behouden en het geblaf dat we niet wensen.
Hoe dit gedrag niet te versterken? Door het TOTAAL te negeren. Want alle aangeleerd gedrag dat niet wordt versterkt, zal verdwijnen, dat is de wet van de extinctie. Anders gezegd, als de pup begint te blaffen, mag de eigenaar niet reageren en moet hij de pup en zijn geblaf totaal negeren. Als de pup stopt met blaffen, kan de eigenaar “verder leven” en de pup voorstellen om in de tuin te gaan spelen of iets anders te doen. We moeten wel beseffen dat, vóór de extinctie, het geblaf natuurlijk zal toenemen voordat het volledig verdwijnt. We kunnen het vergelijken met iemand die in een lift zit geblokkeerd en de noodknop werkt niet; de persoon zal meerdere keren op dezelfde knop blijven drukken totdat hij er zich bij neerlegt dat hij alleen kan wachten. (Métaphore crédit: Sylvia Masson)
We moeten er echter ook van bewust zijn dat honden in bepaalde situaties hun gedrag zelf kunnen versterken. Dat kan heel snel gaan: als de postbode voor de tuin passeert of als iemand met zijn hond voorbij de voordeur loopt, bijvoorbeeld. De hond reageert volgens de associatie van ideeën, hij weet niet dat de postbode sowieso zal weggaan, dat hij alleen maar langskomt… en dus zal de hond zijn geblaf associëren met het vertrek van de postbode. Hij leidt eruit af dat “om de postbode weg te jagen, moet ik alleen maar blaffen en het is in orde“. Deze strategie breidt zich uit met de tijd, en het blaffen zal meer en meer voorkomen en vervelender worden “ik blaf naar iedereen die voorbijkomt, of het nu de postbode is of iemand anders“.
Voor een volwassen hond, die de gewoonte heeft om veel te veel te blaffen (meerdere keren per uur), bestaan er oplossingen, maar die hangen af van de context en van de lichamelijke en gedragsgebonden evenwichtstoestand van de hond. Dierenartsen die gespecialiseerd zijn in gedragstherapie of psychiatrische problemen, kunnen deze evenwichtstoestand met de eigenaars analyseren en de beste oplossingen voorstellen voor elk specifiek geval: normaal maar toch storend geblaf, ongewenst geblaf, zelf versterkt geblaf, stereotype geblaf, geblaf dat symptoom is van een fysische aandoening, geblaf dat symptoom is van een psychiatrisch probleem.
Om gedragsstoornissen of psychiatrische aandoeningen te verzorgen, moet rekening worden gehouden met alle symptomen. Verschillende therapieën kunnen door de eignaar worden toegepast en voorgeschreven door de dierenarts. Als het nodig is, kan een aangepast geneesmiddel worden toegevoegd aan de behandeling, om de hond te helpen beter te reageren op de gedragstherapie.
Bij ongewenst blafgedrag, kunt u altijd best eerst uw dierenarts raadplegen omdat het zijn vak is om het gedrag van uw hond te begrijpen. Hij zal met plezier antwoorden op al uw vragen en samen met u de meest geschikte en meest doeltreffende oplossing vinden voor uw hond.
Dokter Joelle Hofmans
Dierenarts gedragstherapeut
www.joellehofmans.com