Niesziekte is een ontsteking van het bovenste deel van de ademhalingswegen. Het is één van de meest voorkomende redenen om voor een kat een dierenarts te raadplegen en het is een oorzaak van grote bezorgdheid omdat er zogenaamde virulente vormen van bestaan.
Niesziekte bij katten vertoont verschillende gelijkenissen met kennelhoest bij honden. Het gaat inderdaad ook om een ziekte die in verband wordt gebracht met de contingente werking van meerdere virussen en bacteriën.
De vier belangrijkste betrokken ziekteverwekkers zijn:
Bordetella bronchiseptica, , een bacterie die ook voorkomt bij kennelhoest bij honden. Ze kan op deze manier worden doorgegeven aan katten. Ze wordt zelden beschouwd als de primaire oorzaak voor niesziekte. De bacterie veroorzaakt rinitis en bronchitis die kunnen evolueren naar een pneumonie.
B. Bronchiseptica is zeer besmettelijk en dieren die er gezond uit zien, kunnen lang drager blijven van de bacterie. Reactivering van de bacterie is ook mogelijk. Het is ook nodig te benadrukken dat het om een zoönose gaat. Dat betekent dat de ziekte kan worden overgedragen op mensen en een gevaar kan vormen voor personen die lijden aan immunosuppressie.
Het feline calicivirus vertegenwoordigt ongeveer 40% van de gevallen. Er bestaan antigene varianten met een groot spectrum aan virulentie. De besmetting gebeurt direct via de ademhalingswegen. Het virus zet zich bij voorkeur vast in het neusepitheel, op de bindvliezen van de ogen, de tong of het gehemelte. Het is op deze plaatsen dat het virus zijn ziekteverwekkend vermogen gaat ontwikkelen en zorgen voor schade door necrose of voor zweren. In bepaalde ernstige gevallen, ten gevolge van viremie (verspreiding van het virus in het hele lichaam via de bloedvaten), kan het feline calicivirus bron zijn van artritis of alveolitis. Er zijn chronische ontstekingen mogelijk met levenslang durende virale excretie bij 15-20 % van de besmette katten.
Er worden ook systemische vormen van infectie met het virulente calicivirus waargenomen. Het gaat om een muterend calicivirus dat bijzonder agressief en besmettelijk is. Dit veroorzaakt een syndroom van hemorragische koorts met oedemen op kop en poten, necrose van de huid, de zoolkussentjes, de neus, icterus (geelzucht) en ademnood. Soms kan het plotse dood veroorzaken. De mortaliteit bedraagt 67 %. De huidige klassieke vaccinatie is in dit geval niet doeltreffend.
Chlamydophila felis vertegenwoordigt ongeveer 30 % van de gevallen van coryza. Het is een intracellulaire bacterie die zorgt voor ontstoken slijmvlies van de ogen (typische purulente conjunctivitis), neus en bronchiën. Voor overdracht is direct nauw contact nodig. Chronisch dragen van de bacterie is mogelijk aangezien deze zich kan gedragen als een commensaal.
Het feline herpes virus type 1 vertegenwoordigt 40 % van de gevallen. Dit virus verwekt besmettelijke rhinotracheitis die zeer ernstig kan zijn. Vanwege het tropisme voor de bovenste ademhalingswegen (ontstoken slijmvlies aan ogen en neus, oropharynx, luchtpijp), maar ook voor de bronchiën, bronchiolen en neuronen, wordt dit virus potentieel zeer gevaarlijk omdat het encefalitis en pneumoniën kan veroorzaken.
Zoals vele herpesvirussen, kan het zich schuilhouden, latent aanwezig zijn, in de neurale ganglia, in het bijzonder in het ganglion trigeminale. Daar kan het niet worden gedetecteerd. Een verlaagde immuniteit, het toedienen van corticoïden, stress of een andere ziekte kunnen volstaan om het te reactiveren en te zorgen voor ontsteking en virale uitscheidingen. Het virus is heel besmettelijk en wordt overgedragen door direct nauw contact, bijvoorbeeld tussen de moeder en het kattenjong.
Bij de klassieke vorm van niesziekte worden neusuitvloeiing, ooguitvloeiing, niezen, koorts en anorexie waargenomen.
Bepaalde verschijnselen kunnen meer uitgesproken zijn naargelang de belangrijkste ziekteverwekker. Superinfecties zijn niet zeldzaam en kunnen een verslechtering veroorzaken door diepe longschade. Zo werden onder andere beschreven:
Niesziekte komt beduidend meer voor en is ernstiger bij katten die in groep leven zoals in kattenasielen en kwekerijen, bij dieren die in precaire omstandigheden leven en bij jonge dieren die niet zijn beschermd door een vaccin of door de antilichamen van de moeder.
Via stalen die worden afgenomen met een keeluitstrijkje of conjunctivale swab, kunnen de verantwoordelijke ziekteverwekkers worden opgespoord.
De behandeling is palliatief en is vooral gericht op het tegengaan van superinfecties door middel van specifieke antibiotica gedurende een lange periode. Het is ook nodig de hevige pijn, die wordt veroorzaakt door de zweren, en de hoge koorts te verlichten, omdat deze aanleiding geven tot langdurige anorexie.
Soms moet de kat in de kliniek worden opgenomen en een perfusie krijgen. Het kan nodig zijn om een nasogastrische sonde te plaatsen of een slokdarmsonde om het dier zo snel mogelijk bij te voeden. Als de kat niet eet, kan het ook geen antilichamen aanmaken en loopt het een risico op leververvetting.
Aerosoltherapie of inhalaties behoren tot de sleutels tot succes, onder andere met Respi Miloa™ dat helpt om de ademhalingswegen vrij te maken en een verkwikkend effect heeft. Een kat die niet meer kan ruiken of een verstopte neus heeft, zal niet meer eten en verzwakken.
Ter ondersteuning kan Immune Supp™ een perfecte oplossing zijn om de natuurlijke weerstand van de patiënten te versterken.
Niet vergeten de zieke dieren te isoleren, ze in quarantaine te houden en een zeer strikte hygiëne toe te passen aangezien de ziekteverwekkers uiterst besmettelijk zijn.
Er bestaan verschillende min of meer complete vaccins om niesziekte te voorkomen of er op zijn minst de intensiteit van te verminderen. Maar, let wel op dat vaccineren geen volledige bescherming biedt tegen infecties en vooral geen nieuwe virusuitscheiding verhindert.
Dokter Isabelle de Grand Ry
DMV | GPCert In Small Animals Surgery
Centre Vétérinaire de l’ETOIL
Facebook