Sambucus nigra behoort tot de familie van de Caprifoliaceae. Het is een heester met samengesteld blad. De vruchten zijn zwart en zitten vol paarskleurig sap. Vlier groeit in Europa, Centraal Azië, Amerika en Noord-Afrika.
Het is één van de meest gebruikte geneeskrachtige planten. Volgens de geschiedenis werd het gebruikt als pijnstiller, ontstekingsremmer, urinedrijvend en slijmoplossend middel.
In de fytotherapie worden de bloesem en de bessen gebruikt.
De Indianen van Amerika gebruikten vlier om ontstekingen, hoest en huidproblemen te behandelen. Vermengd met andere ingrediënten werd het gebruikt als gorgeldrank bij hoest, verkoudheid, laryngitis, griepsyndromen en ademhalingsproblemen (ULBRICHT & al., 2014).
Vlier bevat slijmstoffen, tannines, flavonoïden, fenolzuren (koffiezuur en chlorogeenzuur onder andere), alsook triterpeenzuren (ursolzuur en oleanolzuur), vitamines (B2, B6 en C) en mineralen (vooral kalium).
Vandaag de dag erkent de Duitse Commissie E de heilzame werking van vlierbloesem bij de behandeling van verkoudheden.
Een metastudie met 180 deelnemers toont aan dat voedingssupplementen op basis van vlier de duur en de ernst van ademhalingssymptomen verminderen in geval van verkoudheid of griepinfecties (HAWKINS & al., 2019).
In een dubbelblind onderzoek met patiënten die symptomen van griep vertoonden zoals vermoeidheid, hoofdpijn, keelpijn, hoest en pijn over het hele lichaam, kregen 60 personen 15 ml vliersiroop 4 keer per dag gedurende 5 dagen. De symptomen van de patiënten die vlier innamen, verbeterden gemiddeld 4 dagen sneller dan de placebogroep. Bovendien voelden de patiënten die vlierextract kregen, duidelijk minder de noodzaak om bijkomende medicatie te nemen (ZAKAY-RONES & al., 2004).
In 2011 toonden Krawitz & al. aan dat een gestandaardiseerd vloeibaar extract van vlier doeltreffend is tegen ziekteverwekkende ademhalingsbacteriën en tegen de virussen Influenza A en B.
In 1994 leidden Neubauer en Marz een gerandomiseerd dubbelblind onderzoek met placebocontrole op 160 personen. Hun doel was om de effecten te bestuderen van een bereiding met zwarte vlier op gevallen van acute bacteriële sinusitis. Ze bestudeerden zowel de symptomen als de radiografieën in de twee groepen. In dit onderzoek vertonen 64,1% van de patiënten uit de behandelde groep geen enkele anomalie meer op de radiografieën na behandeling tegenover slechts 36,4% in de placebogroep en 60,3% van de behandelde individuen vertonen geen symptomen meer tegenover 25% in de placebogroep. Wat de klinische verschijnselen betreft, ziet men een duidelijk verschil tussen de twee groepen voor de afscheiding van slijm, neusverstopping en hoofdpijn. De auteurs hebben daaruit besloten dat zwarte vlier de conventionele behandeling van acute bacteriële sinusitis verbetert (ULBRICHT & al., 2014).
Zwarte vlier bevat specifieke lectinen en ribosoom-inactiverende proteïnen die het vermogen hebben om bepaalde cellen te viseren. In de vruchten van de vlierplant vinden we SNA-IV en SNA-V. Deze SNA hechten zich aan moleculen die door de ziekteverwekkers tijdens het infectieproces worden gebruikt, waardoor een competitieve inhibitie wordt veroorzaakt. De moleculen die het doel zijn van de lectinen van zwarte vlier, zijn dezelfde als die worden gebruikt door onder andere Helicobacter pylori, Escherichia Coli, Streptococcus pneumoniae, Plasmodium falciparum en Haemophilus influenza (RANDALL & al., 2017).
Bepaalde flavonoïden in de zwarte vlier toonden in vitro een vermogen om zich aan de virionen van de H1N1 influenza stam te binden, waardoor de binding en de herkenning van de gastheercel wordt verhinderd en het virus inert wordt gemaakt. Anderzijds verhinderen de in de vrucht aanwezige lectinen dat de hemagglutininen van het virus zich binden aan de sialinezuren, die nodig zijn bij het binnendringen van de gastheercel door endocytose. Ze verhinderen eveneens, in vitro, de door deze virussen veroorzaakte hemagglutinatie in het lichaam van de gastheer (RANDALL & al., 2017).
Er wordt ook een antivirale werking vastgesteld op het infectieuze bronchitis virus (IBV). Sambucus nigra remt de virale replicatie in vitro en vermindert dosisafhankelijk de virustitratie 4 tot 6 keer. De met de microscoop waargenomen virionen na behandeling met een vlierbessenextract, vertonen beschadigde omhulsels en de aanwezigheid van membraanblaasjes (CHEN & al., 2014).
Uit een studie van 2013 blijkt dat vlierbessenextract een antibacteriële werking heeft tegen Staphylococcus aureus, Bacillus subtilis, Candida albicans, Pseudomonas aeruginosa, Escherichia coli en Salmonella typhi door vermindering van multiplicatie in vitro (MOHAMMADSADEGHI & al., 2013).
Vlier stimuleert de productie van pro-inflammatoire cytokinen: TNF alfa, IL-1beta, IL-6 en IL-8. (BARAK & al, 2001 et 2002).
In een studie van 2008 hebben Waknine-Grinberg et al aangetoond dat Sambucus Nigra niet alleen de productie van pro-inflammatoire cytokines stimuleert, maar ook zorgt voor het ombuigen van de immuunrespons naar een Th1-respons, wat een immunomodulerende werking betekent. Dit blijkt heilzaam bij de behandeling van Leishmaniose. Een respons van het type Th1 is noodzakelijk om de voor deze ziekte verantwoordelijke parasieten te bestrijden. Muizen met Leishmaniose die worden behandeld met een specialiteit dat zwarte vlier bevat, vertonen een vertraagde vooruitgang van de schade tegenover de controlegroep.
Vlierbessen bevatten flavonoïden die bekend staan om hun antioxiderende eigenschappen. De antioxiderende kracht van vlierbessen wordt erkend door EFSA (European Food Safety Authroity) (EFSA, 2010).
In 2009 bestudeerden Ciocoiu & al. het effect van vlier bij ratten met diabetes. Ze zagen een vermindering van de concentratie aan malondialdehyde, een verhoging van glutathion peroxydase en van super oxyde dismutase, wat sterk het risico op lipidenperoxidatie vermindert. Ze stelden ook een bloedsuikerverlagende en hypolipemiërende werking vast.
In 2000 rapporteerden Gray & al. een stimulatie van het glucosemetabolisme en een verhoging van de productie van insuline door de bètacellen in de pancreas dankzij zwarte vlie (ULBRICHT & al., 2014).